De ongebaande paden van Java: een homestay in Cianjur
Wandelen door de rijstvelden van een stukje authentiek Indonesië
De paden op Java zijn gebaand. Bijna iedereen volgt dezelfde wegen over het eiland. Hoe kun je nog van deze routes afwijken? Via via horen we over een homestay in Cianjur, een middelgrote stad van zo’n 165.000 inwoners, tussen Bogor en Bandung aan de route over de Puncak. Het toerisme is hier nog nauwelijks doorgedrongen. We googelen de gegevens en nemen contact met de eigenaar op. De volgende dag zijn we welkom in Cianjur.
De achtertuin van Jakarta
In Bogor, de koelere ‘achtertuin’ van Jakarta, stappen we in een wit minibusje richting onze homestay Cianjur. We betalen 30.000 rp. p.p. (ongeveer €2,-) en beginnen aan een heftige rit over de Puncakpas. De chauffeur stopt om de haverklap voor passagier-ronsel-rondjes op drukke verkeerspunten. Mensen stappen in en uit; schoolkinderen, straatverkopers, oudere heren, meisjes met baby’s. Onze chauffeur, die constant zijn kletsnatte gezicht afveegt met babybillendoekjes, voert een totaal onbegrijpelijk betalingsbeleid. Blijkbaar snapt iedereen precies hoe het werkt, behalve wij. Verfrommelde briefjes worden in handen gedrukt, mensen krijgen wel of geen wisselgeld, de chauffeur lacht of juist niet. Door het open raam waar ik tegenaan leun worden zakjes tempeh gekocht en uitgedeeld op de achterbank.
Het homestay programma
Na een uur of vier bereiken we een druk kruispunt in Cianjur. Hier worden we met een korte instructie uit het busje gezet. We gaan verder met angkot 1b en 2b voor het laatste stukje. Deze angkots, propvolle groene busjes, kosten 4000 rp. p.p. (ongeveer €0,30) en ze scheuren door de stad. In no time worden we gedropt bij onze homestay in Cianjur Adventure. De eigenaar ontvangt ons met een koel glas sap en een bordje eten; tofu en lontong (kleefrijst) in een kokossausje met ketjap manis.
De wat vreemde eigenaar van het homestay-programma vertelt ons over de mogelijke activiteiten in Cianjur. Verder heeft hij het voornamelijk over voetbal, het Nederlands elftal, Robben, Van Persie. We besluiten de volgende dag op pad te gaan met David, één van de vaste en meest ervaren gidsen. Een wandeling door de omliggende rijstvelden en een lunch in een lokaal dorp in de omgeving spreekt ons het meeste aan.
Een kooi in een rijstveld
We slapen die nacht in een bamboehutje, dat we delen met twee Denen en een Duits meisje, midden in een rijstveld. De homestay in Cianjur is, om het vriendelijk uit te drukken, basic. De badkamer is gigantisch vies en stinkt. Er komt geen water uit de kraan, laat staan warm water uit de douche. De vuilnisbak zit nog vol afval van de vorige toeristen en nadat we zijn afgezet blijkt het hek om ons hutje op slot te gaan. Het voelt een beetje alsof je in een kooi wordt gestopt.
Een paar uur later komt een jongen op een brommertje ons een maaltijd brengen: een pannetje rijst met wat groente en (waarschijnlijk) kip. Na het eten storten we ons op een talencursus Sundanees, de taal van veertig miljoen inwoners van West-Java, die in een map op ons bed ligt. Om tien uur duiken we in bed. De klamboe blijkt vol gaten te zitten. Ook ontdek ik dat er een wespennest boven mijn bed bungelt, waar enorme wespen omheen zoemen. De situatie is komisch en verschrikkelijk tegelijk. Er zit niets anders op dan maar te gaan slapen.
Om vier uur ’s nachts schrik ik wakker van de naburige moskee die over de rijstvelden schalt. Vijf minuten later beginnen een tweede en een derde moskee. We zijn aan drie kanten omringd door het ochtendgebed. Gelukkig begint onze dag vroeg. Tijdens het ontbijt maken we kennis met onze gids David. Hij is achtenvijftig jaar, maar ziet eruit als begin veertig. Zijn hele leven is hij Aardrijkskunde- en Geschiedenisdocent geweest op een middelbare school. David is een warm mens, zeer geïnteresseerd in waar we vandaan komen, en verbaast ons meteen met zijn kennis van de Nederlandse en Europese cultuur.
Palmsuiker
David neemt ons te voet mee, de rijstvelden in. Bij een kleine spoorwegovergang stappen we weer in een ankotbusje, dat ons zo’n twintig minuten verderop dropt voor een water-en-foto-stop. We duiken een klein groen paadje in en bevinden ons vrijwel direct in een dicht oerwoud. We lopen langs een kleine fabriek waar palmmeel wordt gewonnen. De lokale bevolking maakt er noodles en landang (een soort gelei) van. Aan bijna elke palmboom die we tegenkomen hangt een bamboepijp om het palmsap op te vangen. Uit dit sap wordt palmsuiker gewonnen, door het zeven uur in te koken op een laag vuurtje. Het sap karamelliseert en wordt heerlijk zoet en rijk van smaak. We mogen de palmsuiker onderweg proeven en het smaakt waanzinnig lekker. De soort die ik in Nederland in de toko koop lijkt opeens een ordinaire bruine suikerklont. We leren dat de echt goede palmsuiker of “Gula Jawa” lichtbruin en stevig is.
Na ongeveer een uur arriveren we in het dorp waar we gaan lunchen. Op de veranda van het huis van onze gastvrouw mogen we gaan zitten of liggen, vanuit een klein donker keukentje stijgen heerlijke geuren op. De lunch is ontzettend lekker: rijst met mais- en aardappelkoekjes, tempeh goreng met zelfgemaakte sambal, jackfruit curry en grote platte kluwek-noten die een beetje naar marmite smaken. Als toetje krijgen we een groen pannenkoekje, gekleurd met pandanblad, gevuld met kokossaus. We drinken er veel zoete thee bij, terwijl buiten een gigantische bui losbarst.
Enak enak
We vragen David hoe we de gastvrouw kunnen bedanken in het Sundanees. “Enak enak”, zegt hij. Het betekent: erg lekker. We herhalen deze twee woorden als een mantra terwijl we verder het dorp in lopen. Iedereen is bezig hier. Mannen op de sawa’s, vrouwen met bamboepijpen vol palmsap, als een weegschaal precies in evenwicht, om hun schouders gehangen. Kinderen, honderden hondjes, jongens op brommers die over de smalle paadjes door het woud crossen, mannen met geweren, mannen die een oranje huis bouwen, schuurtjes waar ketels palmsap staan te pruttelen. Overal gebeurt wel wat.
David is een belezen gids. Hij weet ons enorm veel te vertellen over de geschiedenis van Indonesië, de problemen die er (geweest) zijn met Atjeh en Papoea, de rijke Sundanese cultuur en de bosbranden die momenteel woeden op Borneo. Het laatste stuk van onze wandeling is misschien wel het mooiste. We lopen over de richeltjes van de rijstvelden die de terrassen van elkaar scheiden.
Homestay in Cianjur
Er worden diverse activiteiten aangeboden tijdens een homestay in Cianjur: een kookcursus, met een ploeg en buffel op de sawa werken, Engelse les geven, theeplantages bezoeken, met een gids naar de lokale markt, wandelen door de rijstvelden en lunchen in een lokaal dorp. De kosten voor het homestay programma inclusief maaltijden zijn 200.000 rp. p.p. (€13,50 en 250.000 rp. in het hoogseizoen). De verschillende activiteiten kosten ook ongeveer 200.000 rp. per stuk.
Een tip? Wij waren niet echt te spreken over het homestay gedeelte van onze reis. De activiteiten daarentegen waren een groot avontuur. Daarom zou ik willen adviseren om direct contact op te nemen met David, onze gids. David is zelf zijn eigen homestay in Cianjur gestart samen met twee van zijn voormalige studenten. Hij spreekt perfect Engels en een beetje Nederlands, is zeer geïnteresseerd in zijn gasten en weet als oud-docent Aardrijkskunde en Geschiedenis veel over de Indonesische cultuur en de omgeving van Cianjur. Ook kan hij je helpen met het boeken van bus- en treintickets voor het vervolg van je reis.
Interesse in een homestay in Cianjur? Je kunt contact opnemen met David Hidayat via: daffydhidayatbeb2.2@gmail.com
Foto’s: Maartje Strijbis